HOME INLEIDING OPDRACHT VERWERKING BRONNEN AFSLUITING DOCENT
 

1492-1667: de eerste Europeanen in Suriname.


1492: Columbus ontdekt Amerika
Nadat vijanden in 1492 uit Spanje verdreven waren, begon Spanje zijn land steeds meer uit te breiden. In Spaanse dienst voer Columbus naar het westen om een zeeweg naar Azië te vinden. Bij toeval kwam hij als eerste Europeaan in Amerika terecht. Omdat hij dacht dat hij in Indië was aangekomen noemde hij de plaatselijke bewoners indianen. Een eeuw later had Spanje een groot koloniaal rijk gesticht in dit nieuwe continent.


Er zijn geen afbeeldingen bekend van Columbus die tijdens zijn leven gemaakt zijn.
Dit portret uit de 16e eeuw is gemaakt door Sebastiano del Piombo.
Men schat dat dat het best gelijkende portret is.


1500: Alonso de Hojeda ontdekt de kust van Suriname
De eerste Europeaan die langs de kust van Suriname voer was Alonso de Hojeda. Rond 1500 gaf zijn opperbevelhebber, Amerigo Vespucci, Hojeda de opdracht de Guyana's (het noorden van Zuid-Amerika) in kaart te brengen. Hoewel Hojeda wel in contact is gekomen met de inheemse bevolking, is geen sprake geweest van blijvend contact. Hojeda was namelijk van mening dat dit gebied voor de Spanjaarden geen interessante plek was. Daarom werd dit gebied nog lange tijd met rust gelaten.

1550: Europeanen krijgen interesse in Suriname
Rond 1550 begonnen de Europeanen pas interesse te krijgen in de Guyana's (Guyana, Suriname en Frans Guyana bij elkaar). Het gerucht ging namelijk dat er rijke goudschatten te vinden zouden zijn in het land van El Dorado (De vergulde). Deze koning zou zich iedere dag met een laagje goudstof bedekken. Als gevolg van deze geruchten zijn er vanaf 1550 regelmatig tochten geweest om het goud van Guyana te vinden.

1550-1650: Spanje krijgt concurrentie van West-Europa
Vanaf de tweede helft van de 16e eeuw begonnen de West-Europese landen steeds machtiger te worden. Naast de Spanjaarden en Portugezen begonnen nu ook Engelsen, Fransen en Nederlanders kolonies en handelsposten te stichten. Alle drie de landen hadden hun eigen 'oost- en westcompagnieën'. Dit waren ondernemingen die van een staat het alleenrecht kregen op handel in een ander (vaak ver weg gelegen) gebied. Naast handel drijven kregen deze compagnieën de opdracht om oorlog te voeren met vijandige landen.


De spaanse zilvervloot

Omstreeks 1600 maakten veel West-Europese schepen reizen richting Guyana om het El Dorado en de goud- en zilvermijnen te vinden. In de praktijk draaide het echter uit op handel drijven met de indianen en soms het stichten van een handelspost aan een riviermonding. Textiel, messen, bijlen en andere ijzeren voorwerpen werden geruild tegen tabak, cacao, indigo (een blauwe kleurstof voor verf) en brazielhout (waaruit rode verf gemaakt werd.)

Sommige handelsposten veranderden langzaam in versterkte nederzettingen, waar kolonisten op kleine schaal tabak en suikerriet gingen verbouwen. De meeste posten en nederzettingen konden niet lang bestaan. De West-Europeanen stierven door tropische ziekten of werden verdreven door andere West-Europeanen.

1651-1667: Suriname wordt een Engelse kolonie
De eerste succesvolle kolonisatiepoging van Suriname werd ondernomen door de Engelsen. In 1651 stuurde de Engelse gouverneur van Barbados, Francis Willoughby, driehonderd man naar de Surinamerivier om een kolonie te stichten. De reden was dat op Barbados te weinig grond was voor de Engelse suikerplantages. De Engelse edelman werd vriendelijk ontvangen door de inheemse bevolking omdat hij een flinke hoeveelheid ruilartikelen meegenomen had.

Aan beide oevers van de Surinamerivier werden ongeveer 50 plantages aangelegd voor het verbouwen van tabak en suiker. In 1662 werd Suriname persoonlijk eigendom van Willoughby. In de kolonie kwamen veel Joden wonen die in Europa gediscrimineerd werden. Met hulp van de Joden maakte Willoughby van Suriname een bloeiende landbouwkolonie, en was voor Suriname het patroon voor de komende eeuwen vastgelegd.

 

Terug