HOME INLEIDING OPDRACHT VERWERKING BRONNEN AFSLUITING DOCENT
 

1502-1808: de slavenhandel


1502: het begin van de Europese slavenhandel
Na de ontdekking van Amerika werden er door de Spanjaarden en Portugezen al snel plantages aangelegd. Op deze plantages moesten eerst indianen het werk doen, maar al in 1502 kwamen de eerste Afrikaanse slaven in Amerika aan. De hoofdreden voor de invoering voor slaven uit Afrika was het gebrek aan inheemse werkkrachten. De sterfte onder de inheemse bevolking was groot als gevolg van besmettelijke Europese ziekten. Bovendien was het vasteland grotendeels dunbevolkt. Voor de Europeanen was het moeilijk de onwillige inheemsen in hun eigen omgeving het plantagewerk te laten verrichten.

Het Nederlandse Fort Elmina aan de West-Afrikaanse kust was de belangrijkste verzamelplaats van slaven.
Slaven uit West-Afrika werden hier naartoe gebracht waarna slavenhandelaren ze naar Amerika transporteerden.

De Europeanen in West-Afrika
De Europeanen hadden in West-Afrika, het gebied waar de slaven vandaan werden gehaald, niet veel macht. Aan de kust was er een aantal Europese forten. De meeste waren slecht bemand en dienden eigenlijk alleen ter verdediging tegen Europese concurrenten. Een van deze forten was Fort Elmina, dat door de Nederlanders in 1637 op de Portugezen werd veroverd. Op deze forten na waren de Afrikanen de baas in eigen land. Voor de slavenhandel waren de Europeanen aangewezen op Afrikaanse handelaren, die slaven naar de kust brachten en daar verkochten. Een groot deel van de slaven werd gevangen genomen in oorlogen tussen Afrikaanse volken. Doordat de Europeanen voor de slaven veel betaalden, werden de Afrikanen aangespoord tot het voeren van onderlinge oorlogen om slaven te bemachtigen en te verkopen.

De Driehoekshandel
Een slavenschip maakte een driehoekreis. Hieronder staan de drie fases die zo'n reis kende.

  1. De reis van de thuishaven naar West-Afrika: ingescheepte goederen werden in West-Afrika geruild tegen slaven.
  2. De reis van West-Afrika naar Suriname: De ingescheepte slaven werden naar Suriname gebracht en verkocht. Producten van de plantages werden ingescheept.
  3. De reis van Suriname terug naar de thuishaven: de plantageproducten werden naar de Republiek gebracht en daar verkocht.

Fase 1: de reis van de thuishaven naar West-Afrika
De eerste fase van de driehoek vormde de reis van de thuishaven (meestal Vlissingen of Amsterdam) naar de kust van West-Afrika. In de thuishaven werd het schip vol geladen met producten als textiel, geweren, buskruit en schelpjes (boesjes). Met deze producten werden in Afrika slaven gekocht. In twee of drie maanden voer het schip naar West- Afrika.

Fase 2: de reis van West-Afrika naar Suriname
In West-Afrika kocht men slaven. Het inladen ervan gebeurde via plaatselijke WIC-agenten of Afrikaanse handelaren. De slaven die door hen werden aangeboden hadden een moeilijke tijd achter de rug. De slaven hadden vaak een lange tocht van het binnenland naar de kust moeten doorstaan. Bij de kust aangekomen werden zij door de WIC-agenten of Afrikaanse handelaren in orde gebracht om een zo hoog mogelijke prijs op te brengen. Grijze haren werden geverfd, tanden gepoetst en het lichaam werd geolied zodat de slaven er sterk en gespierd uitzagen. De WIC-agenten lieten de aangeboden slaven door artsen onderzoeken om miskopen te voorkomen. Als de koop gesloten was, kreeg de slaaf een brandmerk en werd hij of zij vervolgens door de verkoper naakt opgeleverd.


Slaven werden naar centrale slavendepots gebracht aan de kust. Aan deze afbeelding zie je wel dat dit voor de slaven geen comfortabele wandeling was.

De tweede fase van de driehoekshandel was de reis van West-Afrika naar Suriname. Aangezien de kapiteins veel voor de slaven hadden moeten betalen, deden zij over het algemeen erg hun best om de slaven gezond op de plaats van bestemming te krijgen. Desondanks was de reis, die van zes weken tot vier maanden kon duren, vaak afschuwelijk. In de nauwe ruimten waar de slaven moesten slapen, heersten stank en hitte. Er braken regelmatig besmettelijke ziekten als pokken en dysenterie uit. De sterfte tijdens de overtocht was dan ook groot. De ergste rampreis maakte de Eva Suzanna, die in 1726 in Paramaribo aankwam met 31 levende slaven van de 217 die in Afrika aan boord waren genomen. De gemiddelde sterfte op de WIC schepen was ongeveer 20%. Later daalde dat tot 12%.

Nadat de slaven in Paramaribo van boord gehaald werden kregen ze een week rust om op krachten te komen. Net zoals bij de verkoop in Afrika werd er met kunst- en vliegwerk voor gezorgd dat de slaven er goed uitzagen. De eigenaars van de grote plantages hadden vaak van te voren al afspraken gemaakt met de WIC of schippers over het aantal slaven dat ze wilden hebben. Deze gecontracteerde slaven, ongeveer de helft, werden rechtstreeks naar die plantages vervoerd. De overige slaven werden verkocht aan de hoogste bieder, alsof het om vee ging. Alle verkochtte slaven kregen een tweede brandmerk van de nieuwe eigenaar.


Hierboven zie je brandmerkijzers. Deze werden opgewarmd in het vuur en vervolgens op de huid van een slaaf geschroeid. Zo konden slavenhouders zien welke slaaf bij wie hoorde en door wie ze verscheept waren.

Fase 3: de terugreis van Suriname naar Holland of Zeeland
Voor de slaven was de reis nu voorbij, terwijl de slavenschepen hun driehoeksreis voortzetten. Met de opbrengst van de slavenverkoop kocht de kapitein plantageproducten als suiker, koffie, tabak, cacao en katoen. Deze producten werden in de Republiek met winst verkocht. Na gemiddeld twee jaar was de driehoeksreis volbracht.

1808: de afschaffing van de Slavenhandel
In 1808 werd de invoer van slaven in Suriname verboden. De illegale invoer van slaven ging echter door tot 1826. In dit jaar werd er een verplichte slavenregistratie ingevoerd, waardoor de illegale invoer van slaven niet meer mogelijk was. Het totale aantal slaven, dat in Suriname is aangekomen wordt geschat op ongeveer 300.000. De slavernij werd met het afschaffen van de handel niet afgeschaft, dat zou pas in 1863 gebeuren.

 

Terug