HOME INLEIDING OPDRACHT VERWERKING BRONNEN AFSLUITING DOCENT
 

1975-1980: Suriname zelfstandig


Sinds 25 november 1975 is de huidige Surinaamse vlag geïntroduceerd
als de officiële vlag van Suriname. Deze vlag zit vol symboliek:
het rood symboliseert de vooruitgang en de strijd voor een beter bestaan; het wit
staat voor vrijheid en gerechtigheid en de kleur groen is symbool voor de vrucht-
baarheid van het land. De ster symboliseert de hoop op een "gouden" toekomst
.

1975: veel Surinamers besluiten te vertrekken
In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Vooral de Hindostanen en Javanen waren tegen de onafhankelijkheid geweest, omdat zij dachten dat zelfstandigheid zou neerkomen op een overheersing door de creolen. Toen bleek dat Suriname daadwerkelijk onafhankelijk zou worden, hebben vooral Hindostanen en Javanen besloten Suriname te verlaten en in Nederland te gaan wonen. Veel creolen besloten hetzelfde, want zij geloofden niet dat Suriname economisch gezien zonder Nederland zou kunnen.
Daarnaast waren er ook creolen die geen vertrouwen hadden in de Surinaamse onafhankelijkheid. Zij vroegen zich vooral af of Suriname wel een gezonde economie op kon bouwen. Aan het einde van 1975 waren er meer dan honderdduizend Surinamers naar Nederland getrokken. Toen leefde een derde van alle Surinamers in Nederland.

1976: angst voor onafhankelijkheid slaat om in optimistische verwachtingen
Ondanks het feit dat veel Surinamers de onafhankelijkheid angstig tegemoet hebben gezien en naar Nederland vertrokken, was het zelfbewustzijn en de saamhorigheid van veel Surinamers toch gegroeid. De Surinamers zagen de toekomst positief te gemoet, vooral vanwege de 3,5 miljard gulden ontwikkelingshulp die vanuit uit Nederland naar Suriname zou komen. Dit geld moest zorgen voor de ontwikkeling van het land. Armoede en werkloosheid zouden spoedig tot het verleden behoren. Deze positievere houding van de Surinamers bleek ook uit de migratiecijfers. Terwijl er in 1975 nog 30.000 mensen naar Nederland vertrokken, waren dat er in 1976 nog maar 5.000.

Het meerjaren ontwikkelingsplan (MOP)
Na de onafhankelijkheid werd er in het meerjarenontwikkelingsplan beschreven hoe de 3,5 miljard ontwikkelingshulp besteed moest worden. De verwachtingen van de Surinamers waren hoog. Met het geld zouden nieuwe bedrijven en industrie meer grondstoffen gaan winnen. Ook moesten naast Paramaribo andere delen van het land ontwikkeld worden. In Paramaribo bevonden zich namelijk 90% van alle economische activiteiten. Dit was gevaarlijk omdat iedereen naar Paramaribo trok voor werk. Terwijl Paramaribo overbevolkt dreigde te worden, werd het platteland steeds leger. Om te voorkomen dat iedereen opgehoopt werd in Paramaribo, werden er plannen gemaakt voor de ontwikkeling van West-Suriname. Het was de bedoeling een nieuwe bauxietindustrie te stichten en de grootschalige landbouw te bevorderen. Verder zou de infrastructuur (het netwerk van (water)wegen, spoorlijnen en vliegverbindingen) verbeterd worden. Ook zou er veel geld besteed worden aan de verbetering van de woningbouw, gezondheidszorg en het onderwijs.


Links een bauxietsteen en rechts het bauxiet wat eruit gehaald wordt.

1978: optimisme verandert in teleurstelling
Enkele jaren na de onafhankelijkheid was bij veel Surinamers het optimisme veranderd in teleurstelling. De verwachtingen die de Surinamers hadden van de Nederlandse ontwikkelingshulp waren niet uitgekomen. Er was nog steeds sprake van armoede en werkloosheid. Deze teleurstelling wordt ook goed zichtbaar in een weer stijgende emigratie naar Nederland. Er zijn meerdere opvattingen over de redenen van het mislukken van de ontwikkelingsprojecten. Hieronder staan een paar opvattingen.

  • Terwijl het merendeel van de bevolking in armoede leefde, bleef de toplaag in de samenleving zich verrijken aan het ontwikkelingsgeld.
  • Het nieuwe politieke systeem van Suriname werkte niet goed. Bestuurders van het land deden aan vriendjespolitiek, waardoor het ontwikkelingsgeld besteed werd voor zaken waar het niet voor bedoeld was.
  • De werkgelegenheid, die in de ontwikkelingsprojecten werd gecreëerd, was slechts tijdelijk. Wanneer er een project was afgelopen was er ook geen werk meer. De Surinaamse regering wist niet hoe ze een goed ontwikkelingsbeleid moest maken en uitvoeren.
  • Omdat Nederland bang was beschuldigd te worden van 'neokolonialistische inmenging' in de binnenlandse aangelegenheden van Suriname', heeft Nederland niet gecontroleerd of het ontwikkelingsgeld wel goed werd gebruikt.

Welke opvatting het dichtst bij de waarheid komt, is moeilijk te zeggen. Waarschijnlijk is het een combinatie van meerdere factoren. Wat wel met zekerheid is te zeggen, is dat de verwachtingen die de Surinamers hadden niet waren uitgekomen. Deze teleurstelling droeg in 1980 bij aan een staatsgreep die door veel Surinamers enthousiast werd ontvangen.

 

Terug